SV | Toen ging Jojachin, de koning van Juda, uit tot den koning van Babel, hij, en zijn moeder, en zijn knechten, en zijn vorsten, en zijn hovelingen; en de koning van Babel nam hem [gevangen] in het achtste jaar zijner regering. |
WLC | וַיֵּצֵ֞א יְהֹויָכִ֤ין מֶֽלֶךְ־יְהוּדָה֙ עַל־מֶ֣לֶךְ בָּבֶ֔ל ה֣וּא וְאִמֹּ֔ו וַעֲבָדָ֖יו וְשָׂרָ֣יו וְסָֽרִיסָ֑יו וַיִּקַּ֤ח אֹתֹו֙ מֶ֣לֶךְ בָּבֶ֔ל בִּשְׁנַ֥ת שְׁמֹנֶ֖ה לְמָלְכֹֽו׃ |
Trans. | wayyēṣē’ yəhwōyāḵîn meleḵə-yəhûḏâ ‘al-meleḵə bāḇel hû’ wə’immwō wa‘ăḇāḏāyw wəśārāyw wəsārîsāyw wayyiqqaḥ ’ōṯwō meleḵə bāḇel bišənaṯ šəmōneh ləmāləḵwō: |
Toen ging Jojachin, de koning van Juda, uit tot den koning van Babel, hij, en zijn moeder, en zijn knechten, en zijn vorsten, en zijn hovelingen; en de koning van Babel nam hem [gevangen] in het achtste jaar zijner regering.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
Toen ging Jojachin, de koning van Juda, uit tot den koning van Babel, hij, en zijn moeder, en zijn knechten, en zijn vorsten, en zijn hovelingen; en de koning van Babel nam hem [gevangen] in het achtste jaar zijner regering.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!